Deze week stond er een groot artikel in De Gelderlander dat verschillende gemeentes slecht scoren en dat aan het nut van een dergelijke overheidsinstantie wordt getwijfeld. De ergernis van de burger groeit en een veel voorkomend kritisch punt is de afstand tussen overheid en burger, die voor het gevoel steeds verder uit elkaar zijn komen te liggen.
Het gevoel van die afstand begrijp ik wel. De politiek roept al jaren voor iedere verkiezing dat de afstand tussen politici, de overheid en haar burgers kleiner moeten worden. Helaas blijft het slechts bij populistisch geschreeuw, terwijl in de praktijk de afstand toch echt wel groter is geworden. En dat is niet alleen maar een gevoel.
Mijns inziens heeft dit niet te maken met enige onwil van ambtenaren of machtswellustige lokale politici, maar alles met het systeem. De discussie gaat al langer dat er gemeentelijke herindelingen moeten komen. Gelet op het huidige digitale tijdperk zou het geen enkel probleem moeten zijn om meerdere gemeentes aan elkaar te koppelen tot één grote regionale gemeente, waarbij een minimaal inwoneraantal van honderdduizend burgers de ondergrens zou moeten zijn. Tegelijkertijd moet men zich in Den Haag eens afvragen welk nut een provincie dan nog heeft. Gemeentes zouden dan meer bevoegdheid krijgen, waardoor de afstand tussen overheid en burger ongetwijfeld kleiner gaat worden. Met uitzondering dan de reis naar het gemeentehuis, die eens in de zoveel jaar gemaakt moet worden.
‘Niets is zo ontmoedigend als besluiteloosheid, en niets is zo nutteloos’