Jubilaris Geert Ruijling was als kind al gek op de molen

DIDAM – Hij had eigenlijk voor kantoormedewerker geleerd. Maar toen Bennie Strijbosch in 1964 bij zijn vader aanklopte op zoek naar een molenaarsknecht, kreeg de carrière van Geert Ruijling een hele andere wending. Tot en met 1997 was hij beroepsmolenaar, waarna hij zijn vak als hobby voortzette.

Nog altijd draait Ruijling wekelijks op de ‘molen van Strijbosch’, de St. Martinusmolen in Didam. Hij begon als 16-jarige jongen bij het bedrijf en is inmiddels 73 jaar, maar nog altijd actief als molenaar. Vorige week werd Ruijling door het bestuur van de stichting St. Martinusmolen gehuldigd voor zijn 50-jarig jubileum, terwijl hij eigenlijk al 57 jaar op de molen werkt.

“Ik heb alleen de jaren geteld die ik op de molen in Didam heb gedraaid”, lacht Ruijling. “Maar ik werkte, nadat Strijbosch was gestopt en de Martinusmolen werd gerestaureerd, ook als vrijwilliger op de Düffels Möll in Stokkum. Die jaren ben ik vergeten mee te rekenen, maar toen was ik natuurlijk ook gewoon molenaar. Daarnaast was ik in het begin alleen knecht.”

Strijbosch
Die eerste jaren hielp hij ‘opa’ Strijbosch met allerhande klusjes, zoals de stenen aanscherpen, de meelzakken vullen, maar ook de vrachtwagen rijden. “Ik wilde zelf graag malen en molenaar worden en dat gebeurde dus ook”, vertelt Ruijling. “Als kind was ik al gek op de molen. Mijn vader werkte ook twintig jaar bij Strijbosch en mijn broer was molenaar in Wehl.”

In 1997 kwam de molen van Strijbosch door zakelijke en persoonlijke tegenslagen echter stil te staan. Voor Ruijling betekende dat het einde van zijn vak als molenaar. Hij werd tegen zijn zin vrachtwagenchauffeur, maar bleef in zijn vrije tijd wel draaien. “In de weekenden hielp ik op de Döffels Möll in Stokkum. Dat heb ik ook nog een tijd gedaan nadat de St. Martinusmolen weer in gebruik werd genomen en ik daar als vrijwillig molenaar aan de slag ging.”

Restauratie
In 2004 werd Laris Wonen en Diensten, de huidige woningcorporatie Plavei, op verzoek van de gemeente eigenaar van de molen. Zij liet de molen in 2007 restaureren en zorgde er daarmee voor dat het monument behouden bleef. Het beheer en de exploitatie kwamen in handen van een stichting. Sinds november 2007 draaien ook de wieken weer en is Ruijling één van de drie molenaars.

“De molen is elke zaterdag open voor het publiek”, zegt Ruijling. “Van de 52 zaterdagen in het jaar ben ik er zeker vijftig. Van 9 tot 17 uur houd ik met Henk Stevens en Frans Reesing de molen draaiende en ontvangen we de bezoekers. Op zaterdagmorgen komt er altijd een vaste groep koffie drinken. Samen met Frans doe ik ook het kleine onderhoud aan de molen. De grote restauraties laten we aan Plavei over.”

Verder draait Ruijling nog twee halve dagen in de korenmolen in Loil, net als in Didam een beltmolen. “Zo lang ik het fysiek nog aan kan, wil ik dat blijven doen. Het houdt me op de been en ik vind het vak als molenaar nog altijd prachtig. Daarbij vind ik elke molen mooi en heb ik altijd veel interesse in de techniek van de molen gehad. Dat mensen dat vroeger konden bouwen, is toch geweldig. In Nederland ben ik al wel in 900 molens geweest en ze zijn echt allemaal verschillend. Ik weet er alles van, want ik heb thuis een kamer vol boeken, tijdschriften en folders over molens, die ik van a tot z heb gelezen.” 

Openstelling molen
De St. Martinusmolen is sinds 1997 niet meer in productie. Daarvoor moet de molen voldoen aan de hygiëneregels van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. “Wij hebben hem opengesteld voor het publiek en voldoen daarmee niet aan die regels”, vertelt Geert Ruijling. “In Nederland zijn er nog 26 molens, die bedrijfsmatig malen voor bakkers, zoals De Hoop in Oud-Zevenaar.”

De St. Martinusmolen in Didam is elke zaterdag van 9 tot 16 uur open voor publiek. Bezoekers kunnen de molen bezichtigen en een rondleiding krijgen van de molenaar of een vrijwilliger. In het voormalige pakhuis is een museum ingericht. Per jaar komen er 1200 tot 1500 bezoekers. “Eén keer in de drie jaar hebben de basisscholen een project in de molen. Ook doen we altijd mee aan de open molendagen.”