Deze week werden in onze stad de jaarlijkse verkeersexamens voor basisscholieren gehouden. Kinderen moeten dan op de fiets een bepaalde route afleggen en laten zien dat zij de verkeersregels goed kennen, zodat zij zich veilig in het verkeer kunnen voortbewegen. Langs de route, op cruciale punten, zitten enkele moeders die, al dan wel niet uitgerust met een complete picknickmand, controleren of de kinderen de verkeersregels goed toepassen.
Al weken van tevoren hebben de kinderen met hun vader, stiefvader, of een van de opa’s, al vele malen het parcours afgelegd om maar zo goed mogelijk voorbereid te zijn voor deze belangrijke dag. Als het grote moment dan is aangebroken gaan de kinderen, met enige stress in hun kleine lijfje, van start. Super geconcentreerd en bloedfanatiek steken zij bij iedere afslag hun hand dermate overdreven uit dat een okselbreuk op de loer ligt. Ook het hoofd draait mee in een positie waarbij je je afvraagt of deze ooit weer op zijn normale plaats terugkomt. Maar het is de moeite waard, want het felbegeerde papiertje is binnen.
En als dan het moment is aangekomen dat de kinderen op weg gaan naar de middelbare school, zijn alle verkeersregels vergeten. Zittend op hun veelal elektrisch aangedreven fiets, koptelefoon op hun hoofd en spelend met hun telefoon, rijden zij met minstens drie man naast elkaar over Gods wegen alsof er geen andere weggebruikers bestaan. Het ooit zo felbegeerde papiertje ligt vergeeld en verkreukeld ergens in een map, die moeder zo graag wil bewaren voor later.
‘In het verkeer kun je iedere dag een leven redden, namelijk dat van jezelf’