Joep’s beslommeringen: Goede doelen

Wie goed doet, goed ontmoet.
Dit gezegde gaat natuurlijk nog steeds op. Maar de vraag is, als je dan denkt goed te doen, wie je goed doet? Zijn het de mensen voor wie jouw goede en gulle gaven bedoeld zijn, of zijn het de mensen binnen een organisatie die zich sterk zeggen te maken voor het een of andere goede doel.

Als er nog mensen zijn die denken dat van al het geld dat wordt geschonken aan goede doelen, er niets aan de strijkstok blijft hangen, dan is dat behoorlijk naïef. Nog voordat bekend werd dat diverse goede doelen organisaties zich in luxe panden in de duurste stad van Nederland nestelen om vandaar uit het door de burgers en bedrijven gestorte kapitaal te beheren, kleefde aan menig goed doel al een smet of op z’n minst een luchtje wat enigszins verdacht ruikt.

Voor de meeste mensen is het hartverwarmend dat wanneer er ergens een ramp ontstaat of dreigt te ontstaan, hulporganisaties direct in de bres springen om deze mensen te helpen.
Er wordt door deze organisaties dan een dringende oproep gedaan om vooral veel geld te storten. Voor veel grote hulporganisaties is het echter een ramp als er ergens geen ramp ontstaat, want de veelal hoge organisatiekosten, zoals huisvesting en vaak riante salarissen, zullen toch betaald moeten worden. Dus als er geen ramp is, dan zijn er ook geen inkomsten. Het overgrote deel van het geschonken geld gaat dan ook naar de organisaties en niet naar diegene waar het voor bedoeld is.

Onze overheid maakt het nog bonter door voortdurend geld van de belastingbetaler te pompen in Afrika, waarbij zij weten dat het geld wordt verdeeld onder de niet okselfrisse armen van een of andere dictator die zichzelf verrijkt, of waar wapens voor worden gekocht die weer worden gebruikt om nog meer slachtoffers te maken onder de mensen die al slachtoffer zijn.

Ik ga nu niet zeggen dat mensen niets meer moeten geven als er zich ergens een drama afspeelt. Als het iemand een goed gevoel geeft, moet men dit het vooral blijven doen, maar besef wel dat met iedere gift die je geeft, je in eerste instantie en voor een groot gedeelte alleen maar deze organisaties in leven houdt en nauwelijks een leven redt.

Misschien dat hier het gezegde, ‘de één zijn dood is de ander zijn brood’, meer op zijn plaats is.