Na jaren van kwakkelende winters, met af en toe een dun vliesje ijs op de plassen, waar enkele waaghalzen, met gevaar voor eigen leven, zich heel even doorgewinterde marathonschaatsers waanden, gaat het er deze week toch echt van komen. Strenge vorst ver onder het vriespunt, terwijl in Friesland de Elfstedenthermometer inmiddels al naar grote hoogte is gestegen.
Het zal toch niet waar zijn dat 24 jaar na datum zich eindelijk weer eens de gelegenheid voordoet dat er een kans is op een Elfstedentocht en dat corona roet in het eten gooit. Of anders gezegd, zand op de ijsbaan. Weerdeskundigen hadden de moed al opgegeven en deden uitspraken dat door de voortdurende stijging van de opwarming van de aarde een Elfstedentocht nooit meer zou kunnen plaatsvinden. Oudere schaatsfanaten hadden hun Friese doorlopers al aan de treurwilgen gehangen, of aan een plaatselijk museum geschonken. De organisatie van de Elfstedentocht had al gebrainstormd of zij van de ijsvereniging niet een carnavalsvereniging zou maken. Zelfs Erben Wennemars had de moed al opgegeven. En nu, anno 2021, wordt Nederland overvallen door een korte maar strenge winter die kansen biedt en menig schaatsliefhebber het hart doet exploderen.
De voorzitter van de organisatie liet weten dat het, gelet op mogelijke besmetting van het coronavirus, ondenkbaar is dat de tocht der tochten doorgaat. Ik denk dat als dadelijk de ijspegels aan de neus hangen het schaatsvirus groter is dan de angst voor het coronavirus en dat men toch iets gaat bedenken om mensen te laten genieten van dit unieke moment, want dit zou toch echt weleens de laatste keer kunnen zijn. Zo moeilijk kan het toch niet zijn om op een afstand van tweehonderd kilometer een slordige vijfduizend man anderhalve meter uit elkaar te laten schaatsen.
‘Men moet de ijzers slijpen als het koud wordt’